Toen Joost van de Mortel in 1942 werd opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, twijfelde hij er geen seconde aan om voor de Duitse bezetter te werken. Van de Mortel was immers tot over zijn oren betrokken in het verzet.
Joost van de Mortel hielp geallieerde piloten de grens over, verzorgde onderduikers, spioneerde en gaf illegale persoonsbewijzen af. In oktober 1942 leken deze activiteiten hem fataal te worden toen hij in het Belgische Turnhout werd gearresteerd. De 23-jarige burgemeesterszoon wist zich echter uit de verhoren te kletsten, en eenmaal vrijgelaten hervatte hij zijn verzetswerk.
Hoewel hij katholiek was, raakte Joost in de loop van 1943 betrokken bij de verspreiding van het protestantse ondergrondse dagblad Trouw. Dit was niet zonder risico: de inlichtingendienst van de nazi’s maakte namelijk fanatiek jacht op de Trouw-groep.
Op 13 april 1944 werd Joost opnieuw gearresteerd. Deze keer wist hij zich niet vrij te praten. Hij werd opgesloten in Kamp Haaren, waar sinds september 1943 meer dan twintig andere Trouw-verspreiders gevangen waren gezet. De groep werd in juli 1944 overgebracht naar Kamp Vught en Trouw werd een ultimatum gesteld: als de krant stopte met verschijnen, zouden de verspreiders niet worden geëxecuteerd – al bleek dat het ultimatum waarschijnlijk vals was en de doodvonnissen van de Trouw-verspreiders al waren getekend.
De Trouw-groep zwichtte niet voor het dreigement en alle 24 verspreiders werden ter dood veroordeeld. “We hebben onze plicht gedaan, we hebben gevochten voor God, Vaderland en Volk,” zei Joost tegen een medegevangene de dag voor zijn executie. Zes krantenverspreiders werden op de avond van 9 augustus 1944 doodgeschoten; zeventien anderen, waaronder Joost, volgden de avond erna. Eén van hen werd gratie verleend.
Twee jaar later, op 9 augustus 1946, werden de 23 gefusilleerde Trouw-medewerkers herdacht op de voormalige executieplaats. Jan, de vader van Joost en als burgemeester van Tilburg ook een tijdlang gevangen gezet, was een van de sprekers: “Wij kunnen hen niet beter eren dan door met een opgeheven hoofd opgewekt verder te gaan en onze taak weer te vervullen.” Op de voormalige fussiladeplaats staat nu een monument met alle namen van de mannen die er zijn geëxecuteerd.
Opmerkelijk: in 2007 werd Roderick van de Mortel, een neef van Joost, burgemeester van Vught.