Milena Bernabò was vijftien jaar oud op 12 augustus 1944. Ze werd samen met andere mensen opgepakt en opgesloten in een stal. De nazi’s beschoten de stal en staken hem in brand. Milena raakte gewond maar wist zichzelf en drie andere jonge overlevenden te redden.
Milena Bernabò was 15 jaar oud op de dag van het bloedbad in Sant’Anna di Stazzema. Ze was vroeg opgestaan om water te halen uit een nabijgelegen bron toen ze in de verte een colonne nazi’s zag naderen. Angstig keerde ze terug naar huis om alarm te slaan en met haar zus en drie andere jonge vrienden te bespreken wat ze moesten doen. Volgens hun plannen hadden ze een plaats moeten bereiken die Ponte Rosso heette om wat handelswaar te kopen. Hoewel ze erg bang waren, besloten ze samen te vertrekken. Kort daarna begrepen ze dat het beter was geweest om terug te gaan om de huizen te beschermen omdat de nazi’s eraan kwamen en iedereen wist dat ze in de voorgaande dagen in Farnocchia en Montornato de huizen in brand hadden gestoken en alle goederen hadden gestolen. Toen de nazi’s arriveerden werden Milena en haar zus Iole samen met andere mensen uit de buurt gegroepeerd en gedwongen om richting Vaccareccia te lopen.
Milena werd opgesloten in een stal. De nazi’s schoten en verbrandden alles, Milena was gewond, ze had moeite met ademhalen, maar toch slaagde ze erin om enkele kinderen die nog in leven waren te helpen: Mauro Pieri die 12 jaar oud was, Mario Ulivi die 5 jaar oud was en Lina Antonucci die 9 jaar oud was. Milena zag een ontsnappingsroute, ze klom op een houten plank, ging naar de bovenverdieping van de stal en daar, geholpen door Mauro, nam ze Mario en Lina mee en redde ze hun leven. Eenmaal buiten de stal vonden ze een ander overlevend kind, Ennio Navari. Ze werden uren later gevonden. Ze waren vies, gewond en geschokt. In de maanden daarna leefde Milena met haar vader en de weinige overlevenden in de grotten in het bos. Ze waren bang dat de nazi’s terug zouden komen. Pas na de oorlog keerde ze terug naar haar oude huis. Op 12 oktober 2004 erkende de Italiaanse Republiek haar moed door haar de Gouden Medaille voor Burgerlijke Moed toe te kennen, net als aan Genny Bibolotti Marsili, net als aan Cesira Pardini.