Fernanda Kapteijn

Nederland
22.01.1925 - 16.12.2001
Fernanda Kapteijn, ca 1943 © Utrechts Archief

Fernanda Kapteijn was een tiener uit Utrecht en fietskoerierster voor het verzet. Vrouwen zoals Kapteijn waren essentieel voor het verzet omdat ze minder snel verdacht werden en geen dwangarbeid hoefden te verrichten voor het naziregime.

Fernanda Kapteijn was de dochter van communistische ouders die een boekhandel hadden in Utrecht. Het gezin woonde boven de winkel. Vanaf het begin van de oorlog was Fernanda, net als haar ouders, actief in het verzet. In de boekwinkel werden illegale kranten gedrukt. Fernanda deelde deze kranten en geld uit aan gezinnen waarvan de vaders waren gearresteerd. “Je kon niet bang zijn. Je moest gewoon veilig zijn. Je fiets moest in orde zijn, je licht moest in orde zijn. Want je mag nooit ergens anders voor gepakt worden.”

Op een dag was Fernanda onderweg met 500 illegale brochures in haar zadeltassen toen het bijna misging. “Opeens was er een Duitse controlepost.” Een van de Duitse soldaten duwde met de kolf van zijn geweer tegen haar zadeltas. Er lagen aardappelen boven op de brochures en de Duitse soldaat liet Fernanda door. “Ik begon zo langzaam en nonchalant mogelijk te lopen, hoewel ik het gevoel had dat ik op een lopen wilde zetten!”

Tegen het einde van 1944 werden fietskoeriers nog belangrijker voor het verzet. In september 1944 had de Nederlandse regering in ballingschap in Londen opgeroepen tot een spoorwegstaking om het transport van Duitse troepen te stoppen. Zo’n 30.000 spoorwegarbeiders doken onder, met financiële steun uit Londen. Door de spoorwegstaking werd het voor het verzet moeilijker om over langere afstanden te communiceren. Er waren nauwelijks auto’s en er was geen benzine. Hierdoor communiceerde het verzet voornamelijk via fietskoeriersdiensten en illegale telefoonverbindingen. Om dit te vergemakkelijken werd een fietskoeriersnetwerk met regelmatige verbindingen opgezet.

Toen Fernanda van de communistische verzetsgroep van haar ouders de opdracht kreeg om een geweer te dragen, weigerde ze. “Toen dacht ik bij mezelf: nu niet en nooit niet. Ik heb niet het recht om iemand van het leven te beroven”.