In 1942 werd het getto van Lublin ontruimd en werden alle Joden gedeporteerd naar het vernietigingskamp Bełżec. Er werd geen lijst van gedeporteerden bijgehouden, waardoor velen tot op de dag van vandaag anoniem blijven, waaronder de schrijver van een bijzondere brief.
In de nacht van 16 op 17 maart 1942 begonnen Duitse troepen met de ontruiming van het getto van Lublin. De bewoners werden systematisch verdreven: straat voor straat werden Joden uit hun huis gezet en naar verzamelplaatsen gebracht. De Grote Synagoge diende als belangrijkste selectieplaats. Vanaf daar werden mensen onder toezicht van SS’ers naar het laadperron achter het plaatselijke slachthuis gedreven, waar ze opgewacht werden door goederentreinen die hen naar het vernietigingskamp Bełżec zouden vervoeren. In minder dan een maand tijd werden daar ongeveer 28.000 Joden uit Lublin vermoord in de gaskamers. Er werden geen deportatielijsten bijgehouden. Geen van deze Joden heeft het overleefd.
Iemand die in die tijd in het getto van Lublin verbleef, beschreef die tragische gebeurtenissen in een brief op 24 maart 1942. Dit dramatische verslag is geschreven in het Jiddisch, de taal die door de meerderheid van de Poolse Joden werd gesproken. De naam en het lot van de auteur zijn onbekend: deze deels onleesbare tekst is het enige bewijs van zijn of haar bestaan. De emoties die erin doorklinken, ellende, pijn en gebrek aan hoop, geven het persoonlijke karakter van de boodschap weer.
“[…] Ik moest vandaag een paar woorden kwijt over dagen die herinnerd zullen worden als de donkerste in de geschiedenis van Joods Lublin. Joden bevinden zich te midden van een bloedige duivelsdans. Het […] Lublin, het gaat gepaard met bloed en tranen. Joodse bezittingen zonder […]. Meer dan 10.000 Joden al verdreven […]. […] kleine straatjes. Honderden doden lagen rond […] verlaten appartementen en zonder voldoende […] het weeshuis en een bejaardentehuis […] hun […] werden gestuurd […] niet terug. En […] tijdens […] dwalen we mishandeld rond […] moe, gepijnigd en gebroken. Ik kan niet meer doen […] Ik kan alleen maar roepen: help. En […] ook de doden in lijkwaden. En […] gaan naar buiten […].”
De inhoud van dit unieke document overleefde de Holocaust in het ondergrondse archief van het getto van Warschau, dat werd samengesteld door leden van het geheime Joodse genootschap Oneg Shabbat onder leiding van historicus Emanuel Ringelblum.
Na de oorlog werd een deel van het archief van Ringelblum gevonden. Deze unieke bron, bestaande uit enkele duizenden documenten, is opgenomen in het UNESCO Memory of the World Register. Het is een getuigenis van het leven, het lijden en de dood van individuen, en volledige Joodse gemeenschappen die werden uitgeroeid, gecreëerd door de slachtoffers zelf.