Hannie Schaft

Nederland
16.09.1920 - 17.04.1945
Hannie Schaft © Dutch Resistance Museum

Uit groot rechtvaardigheidsgevoel ging de roodharige Jo Schaft in 1938 rechten studeren in Amsterdam. Tijdens de bezetting hielp Jo onderdrukte mensen. Haar schuilnaam in het verzet was: Hannie en onder deze naam werd ze later beroemd.

Aan het begin van de oorlog leek het leven gewoon door te gaan. Hannie studeerde en bracht veel tijd door met haar medestudenten en vriendinnen Sonja Frenk en Philine Polak, die Joods waren. Vanaf de herfst van 1940 kregen haar vrienden te maken met anti-Joodse maatregelen die Hannie woedend maakten. Toen Sonja en Philine een davidster moesten dragen, besloot Hannie voor hen persoonsbewijzen te stelen van mensen die niet Joods waren. Het was haar eerste verzetsdaad. Later stal ze nog veel meer persoonsbewijzen en regelde ze onderduikadressen.

In het begin van 1943 moest elke student in Nederland een ‘loyaliteitsverklaring’ ondertekenen, waarin hij of zij beloofde de bezetter te gehoorzamen. Wie weigerde mocht niet meer studeren. Hannie tekende niet en wijdde zich volledig aan het verzet. Ze koos toen voor de meest extreme vorm van verzet: ze sloot zich aan bij een groep communistische verzetsstrijders die moordaanslagen pleegden op collaborateurs.

Hannie voerde haar missies vaak uit samen met haar verzetsvriend Truus Oversteegen. “Ik had mezelf vermomd als man zodat Hannie en ik konden doen alsof we een verliefd stel waren”, legde Truus uit. “Verraders doodschieten was verschrikkelijk. Maar het moest gebeuren. We konden ze tenslotte niet in de gevangenis stoppen.”

Nadat ze hoorde dat de Duitse strijdkrachten op zoek waren naar een roodharig meisje, verfde Hannie haar haar zwart en begon ze een bril te dragen. Maar op een dag, in maart 1945, werd ze aangehouden bij een controlepost op straat en bleek ze illegale kranten en een pistool bij zich te hebben. Ze werd herkend als ‘het meisje met het rode haar’. Na dagen en nachtenlang te zijn ondervraagd, gaf Hannie haar aandeel in het verzet toe, maar ze noemde geen namen. Op 17 april, drie weken voor de bevrijding van Nederland, werd ze meegenomen naar de duinen en zonder proces doodgeschoten. Ze was 24 jaar oud.