Ralph Neumann groeide op in Berlijn als zoon van joodse ouders. Begin 1943 ontsnapte de 16-jarige Neumann aan deportatie naar een concentratiekamp en dook onder. Twee weken voor de capitulatie van nazi–Duitsland deed hij mee aan een verzetsactie tegen de propagandaslogans van het regime.
Ralph Neumann werd in 1926 in Berlijn geboren. Hij was het jongste kind van een joodse familie. In de herfst van 1942 werd hij ingezet als dwangarbeider in de Osram lampenfabriek. Zijn familie dook in februari 1943 onder om deportatie te ontlopen.
De daarop volgende periode vluchtte hij steeds naar een onderduikadres in Berlijn of Brandenburg. De angst om ontdekt te worden was overheersend.
In februari 1945 werd hij tijdens een politiecontrole in Berlijn geïdentificeerd als jood en uitgeleverd aan de Gestapo. Hij werd ondervraagd en gemarteld. Voordat hij gedeporteerd werd, lukte het hem om tijdens een luchtaanval, eind maart 1945, te ontsnappen. Opnieuw dook hij onder.
Na twee weken vond hij onderdak bij de journaliste Ruth Andreas-Friedrich in Berlijn. Zij had een netwerk opgebouwd dat gevluchte mensen hielp door hen te voorzien van huisvesting, rantsoenkaarten en valse papieren. De groep heette Uncle Emil, vernoemd naar hun waarschuwingskreet. Uit protest tegen de nazi-propaganda, die opriep tot geweldadig verzet tegen de oprukkende Sovjettroepen, verfde Uncle Emil in de nacht van 18 april 1945 het woord NEE op treinstations en gevels. Ralph Neumann deed fanatiek mee aan deze acties.
Twee weken later was de oorlog in Berlijn voorbij. Neumann herinnerde zich later: “We wilden naar de wereld schreeuwen dat we weer vrij waren. We knuffelden, zoenden en dansten… Onze hervonden vrijheid was emotioneel en overweldigend; maar naast de vreugde was er ook groot verdriet. De realiteit van het verlies van een moeder, een broer en andere familieleden kwam weer naar boven. Het bericht over de miljoenen doden, vermoord in de holocaust sloeg in als een bom.”